24 JUNI, 2022

Monitoring van huismus, gierzwaluw en vleermuizen

huismus

In verschillende gemeenten in Noord-Brabant zijn maatregelen uitgevoerd om soorten te helpen (de biodiversiteit te verhogen), zoals het ophangen van nestkasten en vleermuiskasten. Deze maatregelen zijn vooral gericht op een aantal doelsoorten die afhankelijk zijn van gebouwen om in te broeden of zich voort te planten, zoals huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Deze vinden steeds lastiger geschikte gebouwen. Nieuwbouwhuizen bevatten minder gaten die geschikt zijn als verblijfplaats en minder ruimte onder dakpannen om in te broeden. Door renovatie en sloop van gebouwen gaan ook geschikte locaties verloren. Om te bekijken of de maatregelen werken en de leefgebieden verbeteren, monitoren wij huismus, gierzwaluw en vleermuizen voor de Natuur in de Wijk projecten. We voeren twee onderzoeksronden uit. We meten de aantallen van deze soorten bij aanvang van het project en aan het eind, na vier jaar.   

Huismus

Huismussen worden onderzocht in de periode van 10 maart tot 20 juli. Hierbij brengen we een aantal bezoeken aan het projectgebied. In elke straat worden huismussen ingetekend. Het onderzoek richt zich vooral op de mannetjes. Mannetjes huismussen gedragen zich vaak opvallend en zitten vaak in de dakgoot of boven op het dak te zingen (tjilpend geluid). Met een tablet worden huismussen ingetekend. Daarbij noteren we ook het gedrag, zoals baltsend/zingend, bezoek aan het nest, gesleep van nestmateriaal of transport van voedsel. Met alle waarnemingen bepalen we aan het eind hoeveel paar huismussen voorkomen in het projectgebied. In figuur 1 staat een voorbeeld van de resultaten van het huismussenonderzoek in Meijerijstad (Veghel) in 2019 (bij het begin van het project) en in 2022 (bij het eind). Te zien is dat het aantal huismussen is toegenomen van 86 paartjes in 2019 tot 139 paartjes in 2022. De huismus heeft hier dus duidelijk baat bij de uitgevoerde maatregelen! 

Gierzwaluw

Gierzwaluwen kunnen erg goed vliegen. Ze halen hoge snelheden en kunnen grote afstanden afleggen. Hierdoor zijn gierzwaluwen lastig te tellen. Deze vogels worden onderzocht in de periode van 15 mei tot 15 juli. Het onderzoek wordt uitgevoerd in de avond. Om een goed idee te krijgen van de aantallen in een gebied tellen we alleen laagvliegende dieren. Gierzwaluwen baltsen door laag door de straat (vanaf dak hoogte) achter elkaar aan te vliegen. Daarbij maken ze een gierend geluid. Het totaal aantal dieren wordt geteld en vastgelegd met een tablet. Ook noteren we gierzwaluwen die de nestplaats bezoeken. Bij het bezoeken van de nestplaats vliegen gierzwaluwen richting de gevel en verdwijnen met hoge snelheid in een gat onder een dakpan, in de gevel, in het dakbeschot of in een nestkast. Door de hoge snelheid is het dus goed opletten! Met alle waarnemingen bepalen we aan het eind hoeveel paar gierzwaluwen voorkomen in het projectgebied en of de soort geprofiteerd heeft van de uitgevoerde maatregelen.

Vleermuizen

In de stad leven verschillende soorten vleermuizen. De belangrijkste gebouwbewonende soorten zijn gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger. Vleermuizen komen ’s avonds en ‘s nachts tevoorschijn om te jagen op insecten. Hierbij maken vleermuizen hele hoge (ultrasone) geluiden. Deze geluiden weerkaatsen op voorwerpen, bomen, gebouwen en prooidieren. Door te luisteren naar het weerkaatsen van deze geluiden vinden vleermuizen hun weg in het donker. Het onderzoek naar vleermuizen wordt uitgevoerd met een automatisch opnameapparaat (Batlogger). Tijdens het onderzoek worden een aantal bezoeken aan het projectgebied gebracht. Laat in de avond wordt een route gefietst met een fiets die voorzien is van een Batlogger. De Batlogger neemt alle vleermuisgeluiden op en legt hiervan bovendien de GPS-positie vast. Na afloop van het onderzoek worden de geluiden voor mensen hoorbaar en zichtbaar in een afbeelding (sonogram). Met behulp van deze afbeelding bepalen we welke soort vleermuis is waargenomen en met welke aantallen. Hierdoor zien we welke delen van de wijk veel door vleermuizen gebruikt worden. We maken hiervoor een heatmap (zie figuur 2). Bij een heatmap hebben locaties met veel vleermuisopnamen een donkerrode kleur. Op basis van een vergelijking van de heatmaps die bij de nulmeting zijn gemaakt en op het einde van het onderzoek (4 jaar later) bepalen we of vleermuizen in het projectgebied geprofiteerd hebben van de uitgevoerde maatregelen.

(Foto's huismus en gewone grootoorvleermuis gemaakt door P. van Hoof)